Wel eens van een Archor tekst gehoord. Of Cache. Of een e-mail client?
Als je je voor het eerst in de wereld van de websites verdiept, krijg je te maken met website jargon.
Die vreemde terminologie kan best een beetje ontmoedigend werken, omdat we dit in onze alledaagse taal niet gebruiken.
Maar het is wel handig om een beetje op de hoogte te zijn van dit website jargon.
In onderstaand overzicht geef ik niet alleen de omschrijvingen, maar waar het kan, plaats ik ook afbeelding om het te verduidelijken.
Het is al moeilijk genoeg!
Maak kennis met die wonderlijke wereld van het website jargon.
Website jargon, het overzicht:
Adres bar: het is de witte balk aan de bovenkant van het scherm, waar je het adres van een website kunt invullen. Meestal begint het met http: // https: // of www.
Anchor tekst: wordt ook wel ankertekst genoemd. Dit is de tekst die zichtbaar wordt als je een link naar een andere pagina maakt. Als je bijvoorbeeld een link maakt naar de pagina Welk WordPress theme is dat? dan is “Welk WordPress theme is dat?” de anchor tekst.
ASCII: de afkorting voor American Standard Code for Information Interchange. Het is de taal van computers en browsers. ASCII-codes maken het mogelijk om gegevens van de ene naar de andere computer (zoals een server) te verplaatsen. Om gegevens van de ene computer naar een server te uploaden, heb je ASCII of Binary nodig. Dit is afhankelijk van het type bestand dat je upload.
ASP: (Active Server Pages) is bedoeld om dynamische webpagina’s te maken op de server na aanvraag van een bezoeker. De technologie is door Microsoft ontwikkeld. Dynamisch betekent dat de pagina’s elke keer opnieuw moet worden opgebouwd.
Attribuut: een attribuut is een element waaruit een object in een database opgebouwd is. Een attribuut beschrijft een element in de database, zoals een tabel of een veld.
Backlinks: links van andere webpagina’s naar jouw website. Zoekmachines zien het aantal backlinks naar je website als een teken dat je website waardevol is. Ze zullen deze dan ook hoger in de resultaten laten zien. Het is nog steeds een van de belangrijke criteria voor zoekmachines, zoals Google.
Backup: een kopie maken van een website of bestand. Vaak worden er backups gemaakt van je website, mocht er iets misgaan. Bijvoorbeeld je wordt gehackt of bij een update van je website is deze niet meer bereikbaar. Je kunt dan een backup (in feite een oudere versie van je website die nog wel goed is) gebruiken om je website weer te herstellen. Vaak maakt je hostingprovider backups van je website, maar je kunt het ook zelf doen via een plugin.
Bandbreedte: de ruimte die er is op een verbinding tussen computer en server of servers onderling. Je kunt het vergelijken met een snelweg. Hoe meer banen op de snelweg, des te meer gebruikers er overheen kunnen. Zo hebben websites met veel bezoekers meer bandbreedte nodig dan weinig bezochte websites.
BCC: dit betekent ‘Blind Carbon Copy’. Het is een e-mail functie. Als je een grote groep een BCC e-mail stuurt, wordt het e-mail adres van de andere ontvangers niet weergegeven in het veld ‘naar’.
BETA: een term die wordt gebruikt voor software die weliswaar ‘live’ is, maar nog wel in een testfase. Mensen die BETA software gebruiken, kunnen verwachten dat ze nog een aantal foutjes tegenkomen. Een nieuwe versie van WordPress is bijvoorbeeld eerst in de BETA fase. Nadat deze uitgebreid is getest door alle ontwikkelaars, wordt deze nieuwe versie definitief gelanceerd.
Binary: een systeem dat bestaat uit twee nummers, 0 en 1. Alles wat je in een computer intikt, wordt omgezet in een unieke combinatie van nullen en enen. Beeldschermen en printers zetten dit vervolgens weer om in wat je hebt ingevoerd.
Blog: een terugkerende serie van artikelen waarin je onderwerpen of ervaringen met je lezers deelt. Blogs zijn tegenwoordig ook een belangrijk marketingmiddel om mensen aan je website te binden of om te verleiden om tot aankopen over te gaan.
Bounce: het betekent letterlijk ‘stuiteren’. Het gebeurt wanneer je een e-mail naar een afzender stuurt die vervolgens terug komt omdat er iets mis is met versturen. Een e-mail kan bouncen omdat je een fout in het e-mailadres hebt gemaakt, of iemand heeft geen e-mail adres meer of de ontvanger heeft het spamfilter iets te streng ingesteld, waardoor de mail ook niet aankomt.
Bounce rate: dit is het percentage van de bezoekers die op een bepaalde pagina binnenkomen en vervolgens doorklikken naar een volgende pagina op de website. Het geeft een goed beeld van de navigatie van een website, maar ook wat de kwaliteit van de inhoud van de site. Een hoge bounce rate betekent dat bezoekers de site weer snel verlaten. En dan is er nog werk aan de winkel om dat te verbeteren!
Boven de vouw: boven de vouw is een term die overgewaaid is uit de krantenwereld. Het is het gedeelte van de website dat je als eerste ziet, dat zichtbaar is voordat je verder scrolt. Een belangrijk deel dus van de website, dat bepalend kan zijn of de zoeker langer op je website blijft of direct weer wegklikt.
Browser: als je een website bezoekt, gebruik je een browser, zoals de Internet Explorer van Microsoft of Google Chrome.
Cache: elke keer dat je iets doet op je computer, wordt het opgeslagen in het geheugen, zodat de volgende keer sneller zal worden geladen. De plek waar het allemaal opgeslagen wordt, is de ‘cache’. Zorg ervoor dat je cache niet te vol raakt, want dat maakt je computer weer een stuk trager. Het is dan zaak om je cache te legen.
Voor je website is het handig om een cache plugin te installeren, die ervoor zorgt dat je website sneller wordt geladen. Twee gratis plugins zijn W3 Total Cache en WP Super Cache.
CSS of Cascading Style Sheets: dit is de code om de look en feel van een website te bepalen. CSS heeft HTML vervangen voor het opmaken van websites.
CC: betekent ‘Carbon Copy’. Het is een e-mail functie en wordt gebruikt om een kopie van een e-mail naar één of meerdere andere mensen te sturen.
Chat: het is een functie waarmee gebruikers van over de hele wereld om te communiceren in real time. Je tikt iets in dat vervolgens verschijnt op het scherm van de ontvanger. Soms moet je hiervoor software installeren op beide computers om met elkaar te chatten. Whats app is een chatprogramma, maar je kunt ook een chatprogramma in je website integreren.
CMS: betekent Content Management Systeem, dat is het systeem waarmee je je website kunt aanpassen. Je moet hiervoor inloggen met gebruikersnaam en wachtwoord en vervolgens heb je toegang tot allerlei beheerfuncties in je cms. Je kunt hier artikelen aanmaken, plugins installeren, je website monitoren.
Code: het internet is niets anders dan een verzameling van codes. Er zijn verschillende soorten code programmeertalen die worden gebruikt om websites en alle computerprogramma’s en software met elkaar te verbinden, zoals javascript en php.
Conversie: een marketing term om het aantal bezoekers van de website te converteren naar kopers. Als 1 op de 10 bezoekers van je website iets koopt, is er een conversie van 1 op 10 (of 10%). Conversie is belangrijk, want het is misschien leuk om duizenden bezoekers te krijgen, maar als ze niet je product of dienst kopen, schiet je er weinig mee op.
Cookie: een klein stukje informatie dat websites opslaan op je computer wanneer je ze bezoekt. Cookies zijn normaal gesproken onschadelijk. Soms zorgen ze ervoor dat je website sneller geladen wordt als de site opnieuw wordt bezocht. Een andere toepassing is om bezoekers te volgen om te zien hoe vaak ze komen, wat ze doen. Dan wordt het een marketing tool en ga je meten wat het gedrag van bezoekers is. Cookies kunnen zo ingesteld worden dat ze zien welke interesses je hebt. Als je op een fietswinkelwebsite bent geweest, heb je kans dat de advertenties op de volgende website die je bezoekt, uit fietsen bestaat die je kunt kopen.
DNS: staat voor Domain Name Service. Het zet IP-adressen om in domeinnamen. DNS-servers zijn voorzien van een IP-adres op je webserver die je domeinnaam toewijst aan de servers. Omgekeerd, als iemand je domeinnaam intikt, vertalen de DNS servers de domeinnaam naar het IP-adres en richt de browser zich naar de juiste webserver.
Domeinnaam: een domein is het adres waar je op terecht komt als je een website bezoekt. Het staat bovenin je browser en elke domeinnaam is uniek. Je domeinnaam wordt ook toegewezen aan een uniek nummer, het zogenaamde IP nummer. Het domeinnaam van deze site is wpjournalist.nl. Je kunt een .nl domeinnaam extensie registreren, maar ook een buitenlandse, zoals .be of com. Tegenwoordig zijn er steeds meer mogelijkheden voor domeinnaam extensies, zoals . amsterdam of .info.
Domeinregistratie: je moet eerst altijd een domeinnaam registreren. Een domeinnaam is normaal gesproken alleen geldig voor één of twee jaar, aan het einde waarvan het moet worden verlengd om te blijven te gebruiken. Vaak wordt dit automatisch verlengd. Je kunt een domeinnaam registreren bij je hostingprovider.
Doorbladeren: het bekijken van verschillende websites op het internet.
Downloaden: als je informatie of bestanden van een website of server naar je computer haalt, wordt dit downloaden genoemd.
Embedden: het in een website insluiten van een filmpje, infographic of ander beeldmateriaal. YouTube geeft bijvoorbeeld een embed code waarmee je een filmpje in je website kunt plakken. Dat kan bijvoorbeeld via deze code:
<iframe width=”640″ height=”360″ src=”https://www.youtube.com/embed/tT4e1nzU7cY?list=PLmI99ylBb19orK3S6PjXdDRsegZ7Le91A” frameborder=”0″ allowfullscreen></iframe>
E-mail: een e-mail is een boodschap die van de ene computer direct wordt verzonden naar andermans computer. E-mail is nog steeds een van de belangrijkste middelen om met elkaar te communiceren. Je kunt een e-mail sturen of ontvangen, naar een iemand, of naar vele.
E-mail client: is het softwareprogramma dat je gebruikt voor het verzenden en ontvangen van e-mail vanaf je computer, tablet of smartphone. Outlook van Windows is bijvoorbeeld een e-mail client.
Favicon: het kleine (meestal 16 × 16 pixels, hoewel sommige zijn 32 × 32 pixels), pictogram dat wordt weergegeven in de webadres bar, in de meeste browsers staat deze links naast het webadres. Ze worden in een .ico, .gif of .png bestandsformaat opgeslagen. De favicon is een herkenningspunt van een website, een klein soort logootje.
Font: is het lettertype die je voor je website gebruikt, zoals ‘serif’ of ‘sans-serif’. Je kunt je eigen font bepalen voor je website. Vaak zitten er in een theme standaard wel een aantal fonts, maar je kunt bijvoorbeeld ook gebruik maken van de Google fonts, die je gratis in je website kunt integreren. Je kunt dan kiezen uit honderden verschillende lettertypes om je koppen, tekst of quotes mee te maken.
FTP client: het software-programma dat je gebruikt om uw website te uploaden naar een host-server. Een veelgebruikte ftp client is FileZilla.
GIF: een type bestand dat wordt gebruikt voor afbeeldingen, in het bijzonder geanimeerde graphics en online getekende beelden. Het wordt niet vaak gebruikt voor foto’s.
<span style=”color: #ff0000;”>test</span>
De #ff0000 is de hexa code voor de kleur.
Hit: een hit op je website is eigenlijk een verzoek om een enkel bestand van je webserver. Dit betekent dat een bezoek aan een pagina meerdere treffers of hits kan genereren.
Hosting: je kunt bij een hostingpartij je website laten hosten. Zij zorgen voor drie dingen: een IP (domein) adres, fysieke ruimte om de website op te slaan en voor het verkeer met andere servers.
.htaccess: dit bestand is belangrijk in de directory van je website. Binnen het .htaccess bestand worden verschillende zaken geregeld, zoals autorisatie, toegang tot de website en beveiligingsopties. Een klein typefoutje in je .htaccess bestand en je website is compleet onbereikbaar. Voordat je iets gaat veranderen, moet je dan ook eerst een backup maken.
HTML: staat voor Hyper Text Markup Language. Dit is de basistaal voor het maken van websites. Documenten in HTML worden gelezen door een webbrowser om vervolgens weergegeven te worden als webpagina. HTML-documenten bevatten op de eerste plaats semantische structuur en tekstuele inhoud van een webpagina; de opmaak en weergave van beelden kunnen er ook in worden beschreven, maar daar wordt meestal een andere codetaal voor gebruikt, CSS.
HTTPS: betekent HyperText Transfer Protocol over SSL (Secure Socket Layer) of afwisselend HyperText Transfer Protocol Secure. Dit is hetzelfde als HTTP, maar dan via een beveiligde, versleutelde verbinding.
Hyperlink: een hyperlink is de doorklik van de ene pagina naar een andere pagina. Dit is zo’n voorbeeld van een link naar een andere pagina. Meestal is het een tekst die uit een hyperlink bestaat, maar je kunt ook een afbeelding laten doorlinken. De tekst is vaak onderstreept of in een andere kleur of lettertype.
IE: afkorting voor Internet Explorer. Dit is een van de populairste internet browsers, van Windows.
IP-adres: IP staat voor Internet Protocol, is een adres waarmee een ‘netwerkkaart’, van een host in een netwerk eenduidig geadresseerd kan worden binnen het TCP/IP-model, de standaard van het internet. Als je een abonnement neemt bij een hostingpartij, krijg je vaak een IP adres, die aan je website wordt gekoppeld.
ISP: Internet Service Provider oftewel een bedrijf dat de hosting voor je website regelt. Dit kan de verbinding van het internet zijn, maar ook diensten die de gebruiker via het internet kan gebruiken.
JavaScript: is een scripttaal in opkomst om webpagina’s interactief te maken en webapplicaties te ontwikkelen. Het script wordt door middel van HTML overgebracht in de webbrowser en wordt hierin uitgevoerd. WordPress zal in de toekomst helemaal overschakelen naar Javascript, in plaats van de codeertaal CCS. Een belangrijke ontwikkeling!
JPG: Een bestand type dat wordt veel gebruikt voor afbeeldingen, in het bijzonder voor foto’s.
Keyword of sleutelzoekwoord: het belangrijkste zoekwoord in een artikel. Voor Google is het een belangrijk herkenningspunt om te weten waar het artikel over gaat. Het is dus belangrijk dat je sleutelzoekwoorden in je artikel zet om zo beter te worden gevonden door zoekmachines.
LAN: Local Area Network. Het is een klein netwerk van computers dat aan elkaar wordt verbonden. Je kunt zo makkelijker bestanden tussen verschillende computers uitwisselen.
Landingspagina: Een landingpage is de pagina waar een bezoeker op kan ‘landen’. Vaak wordt een landingspagina gebruikt om een specifiek product of dienst te promoten. Bijvoorbeeld een boek. De landingspagina heeft vaak geen afleidingen, zoals een navigatiebalk of zijbalk. Alles is gericht op dat ene product.
Kijk maar eens op Unbounce waar je makkelijk zelf landingspagina’s kunt maken.
Meta Data: zijn de gegevens in de header met informatie over de webpagina die een bezoeker op dit moment biedt. De informatie in de meta data is niet zichtbaar op de webpagina (behalve in de broncode).
Je kunt voor elke pagina of artikel Meta data toevoegen. Dan kan bijvoorbeeld met de plugin SEO Yoast. Zo kun je Google laten weten waar de pagina of het artikel over gaat.
Navigatie: het is de structuur van je website, een belangrijk onderdeel. Via de navigatie kan de bezoeker geleid worden van het ene naar het andere deel van de website. Als dat niet goed is of onduidelijk, haken bezoekers snel af. Vaak staat er bovenin of aan de linker- of rechterkant een navigatiebalk of menu waar de bezoekers zich kunnen oriënteren.
Open source: de productie en ontwikkeling van tools en software die vrij gebruikt mogen worden voor verdere ontwikkeling van software of online producten of diensten.
Pageview: staat voor het aantal keren dat een pagina van een website wordt opgeroepen. Voor iedere pageview die je krijgt, kijkt er iemand op die pagina.
Pay Per Click: wordt veel in de advertentiewereld op internet gebruikt. In plaats van het betalen van een vast maandelijks tarief, betaal je een klein bedrag, elke keer als er iemand klikt op je banner of advertentie.
Permalink: is in feite het adres van een bepaalde blogpost. In WordPress kun je de permalinks instellen. Vaak staat deze op ‘standaard’ maar beter is om het aan te passen in ‘berichtnaam’. In het adres van je blogpost zie je dan beter (en ook zoekmachines) waar het artikel over gaat. Want in plaat van getallen verschijnt de kop van je artikel.
PHP: Een programmeertaal die op Linux is gebaseerd. Het werkt in combinatie met html en zorgt ervoor dat functies worden uitgevoerd vanaf de server.
Plugin: om meer functionaliteit aan WordPress te geven, kun je een plugin gebruiken. Het is net als met de accessoires waarmee je een auto kunt opleuken, zoals een extra spiegel of geblindeerde ramen. WordPress heeft een aantal standaardfuncties, maar er zijn plugins om je website sneller te laten laden, of om een chatfunctie toe te voegen, of om er een webwinkel van te maken. Het is een stukje software dat je website deze nieuwe functie geeft. Er zijn duizenden plugins die je aan je website kunt toevoegen, een belangrijk overzicht zie je in de Plugin catalogus.
Root: de bestanden die allemaal nodig zijn om je website op te bouwen, worden op de server opgeslagen in verschillende mappen, gerangschikt in een hiërarchische volgorde. De belangrijkste map waarin alle andere mappen en submappen voor je account worden gehouden, is de hoofdmap, ook wel de root genoemd.
RSS: oftewel Really Simple Syndication. RSS maakt het mogelijk dat bezoekers zich abonneren op een blog en kunnen updates ontvangen via een RSS-lezer. De laatste jaren is de populariteit van RSS tandende; het wordt minder vaak gebruikt.
Search Engine: de Engelse benaming voor zoekmachine. Een programma dat informatie verzamelt uit miljarden websites en pagina’s op het internet. Google is de populairste zoekmachine, maar er zijn er meer, zoals Yahoo of Bing. In Nederland is er de zoekmachine Vinden.nl, maar die is lang niet zo bekend en populair.
Script: een stukje code met een specifieke functie op een website. De gebruiksmogelijkheden zijn eindeloos, evenals de verschillende scripts die kunnen worden gebruikt, geschreven in verschillende talen, zoals JavaScript.
Scrollen: een pagina van een website is vaak langer dan wat je op je computer of smartphone ziet. Als je naar beneden gaat om meer van de pagina te zien, heet dat scrollen.
SEO: een Engelse term dat staat voor search engine optimization, wat zoekmachineoptimalisatie betekent. Het is een verzameling technieken, gericht zijn op het optimaliseren van websites of internetpagina’s voor de vindbaarheid door zoekmachines. Google bijvoorbeeld kent waarde toe aan websites door middel van zoekmachine ranking factoren. Dit zijn factoren als aantal zoekwoorden in een tekst, snelheid van je website en nog veel meer. Een overzicht van alle factoren zie je in het artikel Googles 200 ranking factors.
Shareware: is een stukje software die je gratis kunt gebruiken voor een bepaalde periode. Daarna moet je het kopen met een licentievergoeding, om te kunnen blijven werken met de software.
SIDN: Bij de Stichting Internet Domeinnaamregsitratie Nederland (SIDN) kunt je kijken of een domeinnaam al bestaat en wie deze heeft geregistreerd.
Sitemap: dit is een index van alle content op jouw website. Het heeft als doel om mensen te helpen om te vinden wat ze zoeken op de site. Maar ook zoekmachines kunnen zo goed zien wat de structuur van je website is. Een goede structuur wordt beloond met hogere posities in de zoekresultaten.
SPAM: spam is ongewenste e-mail, normaal gesproken verzonden in grote hoeveelheden en waar je niet om gevraagd hebt. Spam wordt verzonden om bijvoorbeeld je over te halen iets te kopen. Erger is nog dat er een virus in je spammail zit. Dit kan een bedreiging zijn voor je website.
Subdomein: een domein dat weliswaar deel uitmaakt van een gewoon domein, maar volledig gescheiden kan opereren. Bij WPjournalist zou een subdomein bijvoorbeeld http://help.wpjournalist.nl kunnen zijn. Je ziet dat het www is vervangen door help. Op dit subdomein kun je een apart opererende website installeren.
Tag: zorgt voor een andere indeling van je website. Een website heeft een navigatie of menu, maar het laat niet de inhoud zien vanuit de verschillende invalshoeken. Tags doen dat wel. Vaak staan tags aan het begin of eind van het artikel.
Template of theme: is een kant-en-klare website, inclusief content management systeem. Tegenwoordig kun je voor een beperkt budget een complete website kopen, bijvoorbeeld bij ThemeForest, een marktplaats voor websites. WPjournalist is bijvoorbeeld hier ook gekocht en is afgeleid van Newspaper WordPress theme.
Trojaans paard: een virus (kwaadaardige code) die je computer infecteert, zodat kwaadwilligen je computer kunnen overnemen of beschadigen. Vaak kan dat gebeuren als je een bestand opent die via een mail naar je is verstuurd. Maar hackers kunnen ook zelf via een zwak wachtwoord of slecht beveiligde server of niet geupdated WordPress ‘binnendringen’.
Unieke bezoeker: deze term wordt vaak gebruikt om te bepalen hoeveel bezoekers er naar je website komen. Elke persoon die je website bezoekt, is een uniek persoon.
Uploaden: als je informatie, pagina’s, foto’s, enz naar je website stuurt met een ftp-programma, heet dat uploaden.
URL: betekent Uniform Resource Locator. Een URL is een uniek webadres. https://wpjournalist.nl is bijvoorbeeld een URL.
Verbinding: die heb je nodig om op het internet te komen. Meestal kun je dat via een hostingprovider regelen. Je hebt ook een verbinding nodig om een aansluiting te regelen, bijvoorbeeld via je kabel- of telefoonleverancier. Je hebt verschillende soorten verbindingen: kabel, ADSL en draadloos.
Virus: zie betekenis bij Trojaans paard.
Webmail: de e-mail box die je overal ter wereld kunt controleren vanaf elke computer.
Webpagina: één pagina van een website. Een pagina is niet hetzelfde als een bericht in WordPress. Pagina’s zijn vaak wat statischer, en bestaan uit vaste onderdelen, zoals home, over ons, diensten, portfolio, contactpagina, etc.
Website: de werkelijke website zelf. Daar valt zowel de voorkant onder, dus wat je op internet ziet, als de backend, zeg maar het cms waar je je website kunt beheren.
WWW: World Wide Web. Een andere naam voor het internet.
Zoekmachine: een plek waar informatie over honderden, duizenden en miljoenen websites wordt opgeslagen, zodat mensen gemakkelijk en snel informatie vinden.
Zoekresultaat: Wanneer iemand zoekt naar iets met behulp van een zoekmachine, komt er in de zoekmachine een lijst van websites tevoorschijn: het zoekresultaat. Het doel van een website is om zo hoog mogelijk in de zoekresultaten te verschijnen.